Een wilskrachtige kin, een intelligent voorhoofd, een gevoelige mond. Onze taal wemelt van uitdrukkingen die een relatie leggen tussen lichamelijke kenmerken en psychische eigenschappen. De eerste die probeerde om dit een wetenschappelijke basis te geven was een Zwitserse dominee, J.C. Lavater. Tussen 1775 en 1778 publiceerde hij zijn ‘Fysiognomische fragmenten ter bevordering van de mensenkennis en de mensenliefde’.
“Zij met een groot hoofd zijn opmerkzaam; zie de honden. Zij met een klein hoofd zijn stompzinnig; zie de ezels. Zij met een spits hoofd zijn brutaal en schaamteloos; zie de roofvogels”. Aldus de oudste voorloper van de testpsychologie: de dierfysiognomie.